BELEGERING DER STARCKE STADT GROLLE
HOOFDSTUK XX
HET CAPITULATIEVERDRAG
Het verdrag wordt op 19 augustus getekend en daarmee gaat de veste Grolle aan Frederik Hendrik over.
Het verdrag bevatte de volgende bepalingen:
- De stad Grolle zal al haar oude rechten en privileges blijven bebouden: "Den inwoonderen zijn hunne wetten en voorreghten vergunt."
- Aan de burgers en hun goederen zal geen overlast gedaan worden: "Nogh het uit, nogh het intrekkent kryghsvolk yemandt leedt of schaede doen zoude."
- Aan ieder, die op dat moment in de stad is, wordt een jaar tijd gegeven om, wanneer men dat wil, met hun goederen de stad te verlaten: "Den geenen die gesint waeren te vertrekken zouden toegelaten zijn hunne goederen binnenden tijdt van een jaer zonder belastingh uit te voeren."
- Binnen twee maanden zal "die heere Bijsschop, althans wesende binnen Grol" met al zijn goederen de stad mogen verlaten [bedoeld wordt Bisschop Phillipes Rovenius, die van 1614 tot 1651 Apotolisch Vicaris en Aartsbisschop van Philippi was en tijdens het beleg in de veste was].
- Alle geestelijken mogen in de stad blijven, of als zij dat verkiezen, deze verlaten: "Alle ooverighe Geestelijken en Kloosterdoghteren en gewijde maeghden is de keuze gelaeten binnen de stadt te blijven, of zich elders op vreedsaemen boedem neder te zetten, behoudende de vrught der goederen."
VORIGE HOOFDSTUK
VOLGENDE HOOFDSTUK